Gekwetst
Ze had die dag haar mooiste kleren aan,
bleek uit hoe ze langs ons schreed;
trots keek ze al dat treinvolk aan,
bespotte wie haar zwarte ogen meed
met zo'n lachrimpel rond haar mond,
de lippen iets geweken en getuit;
wie haar niet aantrekkelijk vond,
keek niet verlegen voor zich uit.
Maar vandaag had ze een andere pose;
ze plukte steeds onzeker aan haar vest.
Het was een volkomen metamorfose;
wie of wat had haar zo getest?
Onze blikken kruisten één enkele keer
haar verdriet deed me onzegbaar zeer.