En toen kwam de prijsuitreiking. Helaas, ik zat er niet bij. Jammer. Het is zo heerlijk om een beetje bevestiging te krijgen: zit ik op de goede weg, moet ik doorgaan. Natuurlijk, de innerlijke drijfveer is er. Die blijft. Altijd. Maar het geeft je zó vleugels als je positieve feedback krijgt. Niets winnen betekent helemaal geen feedback krijgen. Dat houdt me dan bezig. Maar het zal wel slijten met het voortgaan van de tijd. En soms krijg je in een flits een inzicht aangereikt dat je toch helpt.
Mijn inzending van drie gedichten ging over het voortschrijden van de tijd en wat dat met me doet. In de fase waarin ik zit associeer ik tijd erg met heimwee, met rouw en ook met protest: over zijn wreedheid. Tijd wist nare herinneringen weliswaar uit, maar vervaagt ook de mooie memorie, banaliseert die soms. Zoals je over je eerste liefde als jong-adolescent na jaren zegt: ach, het was maar een eerste kalverliefde. Onzin! Die eerste zintuiglijke ervaringen en gevoelens waren zo intens; ze zijn misschien nooit meer overtroffen...
Over heimwee naar vroeger en de zes zintuigen gaat ook het volgende sonnet. Het zat in het ingezonden setje. De eerste vier regels gaan een beetje zoals Gorters Mei. Een beetje dan. Volgend jaar weer een kans!
Ongedwongen kindertijd
Jongen, blauwe kiel, bedwong behendig ‘n brede sloot,
landde in ‘t gras en verbaasde zich over de keel
waarmee een merel uit de lommer van een bosje floot,
op zo’n zomerdag in een typisch Achterhoeks tafereel.
Lucht die leek te zinderen van de hitte van de zon,
waarin swingend de daklijn van een boerderij,
het was alsof de dag niet einden kon,
voeten in helder water, het hoofd gedachtevrij.
De geur van koren op dit middaguur,
een bremspriet smaakte naar azijn:
zintuiglijke eenheid met de natuur,
zo zouden alle dagen van het leven zijn.
Tegen de avond zong de merel nog haar lied
maar de man hoort haar zang al jaren niet.