Herfst
Geef de stok en laat ons slaan
de uren waarin
hij aard en mensheid sidderen laat,
de grote, krachtige,
omnipotente,
die met zijn pink
de laars doet beven
driewerf, nietsontziend,
maar die ook neerzat
bij de vrouw wier
kind niet thuiskwam
toen het op d’r fietsje
in de straat
door blaren reed
en tergend naar de wagen
in zijn ruime bocht
zacht onder rubber gleed
in het verdwijnpunt
van zin, geluk
verdriet, waar
stilte heerst en verder niets.
Hij, uit humeur en element
bezag de tijd
waarin hij de schepping
met zijn hoop, geloof
en liefde
niet de das omdeed.
Het is herfst.
.