Wie niet geproefd heeft
kent geen honger
naar de ballerina’s
in de Serenade
van Balanchine,
naar de pauken
bij de aanhef
van het Weihnachts,
naar de perzen
van ‘t Museu
de Gulbenkian,
naar de hand van
meester Rembrandt
in zijn Joodse bruid,
naar de ogen
van mijn lief
als ze me aankijkt,
naar haar borsten
bollend in het lamswol
van haar grijze trui,
geen verlangen,
of verdriet,
geen zin,
honger naar het
leven evenmin.