Een tuinleven
De dag is al zo’n eind uit zicht
als het geelgroen van de acacia
dat wuift in ‘t blekend avondlicht
zacht maant dat ik naar binnen ga;
straks treedt hier de donker aan,
boven de stille deken in de tuin
zullen merels nog naar kersen gaan
in de prunus met zijn hoge kruin –
als hun zang wegsterft in de nacht
en spelden schijnen aan de lucht
is het dat ik het teken verwacht:
een bries, een stem, intieme zucht
dat de natuur in al zijn majesteit
rustplaats voor mij heeft toebereid.