Een publiekservaring
Het begint met een soort Amish-bruiloft op een kaal strand, vol met dolletjes. Bruidegom wordt geblinddoekt en moet zijn bruidje vinden. Joelende omstanders, witte hemden, bretels, hoedjes. Maar dan, als in een grap, ligt de bruid ineens voor dood op de grond. Hè? Is dit echt?
Ja, het onmogelijke is gebeurd: Orpheus is zijn Eurydice al kwijt, nota bene op hun huwelijksfeest. Een anticlimax, terwijl de show nog maar net begonnen is! Het koor heeft in een mum van tijd een rouwtenue aan en draagt vervolgens op indrukwekkende wijze Eurydice ten grave. Onttrokken aan het oog van het publiek, zelfs vanaf het hoge balkon, verdwijnt ze onder de grond. Orpheus blijft verlaten achter, met fles en blinddoek, aan een rotsachtige kust. Hij zingt smartelijk, liggend. Licht, met een mooi timbre.
Hij beneemt zichzelf nog net niet het leven (de kapotte fles al aan zijn pols) maar besluit kordaat de onderwereld in te gaan. Daar wordt hij door een kruiperig roedel demonen de toegang geweigerd. Het is Kafkaësk hoe ze krioelen en sluipen over de grond, maar zich toch al snel onderwerpen: tegen zoveel oprechte harp en schone zang is er geen verweer. De rouwende Orpheus moet en zal zijn Eurydice terughalen, daarbij geholpen door een vrouwelijke Amor in herenkostuum-met-Michelangelo vleugels. Orpheus draagt haar stoïcijns zingend op zijn nek. Wat een acrobatiek!
De hele mise-en-scene is steeds zo fysiek en organisch. Het koor schrijdt dan weer prachtig in slow-motion, dan weer rennend met veel gooi en smijtwerk, dan weer knuffelend vertraagde in-replay. Je zult heden ten dage maar koorzanger zijn! Meer dan de helft van je aandeel bestaat uit acteren en acrobatiek. Maar de zang is ondertussen mooi homogeen en de balans uitstekend. Ongeacht of ze uit elkaar of in een matrix, of als één ademend geheel staan. In het begin zijn er nog wat afstemmingsprobleempjes met orkest, maar dat verdwijnt gaandeweg de avond.
Van te voren zei een koorlid: het wordt ‘tender and wild’. Het is een waar woord. Als Orpheus zich door de onderwereldlagen werkt, vecht hij met gestalten van zichzelf. Die duiken achter elkaar steeds het gat in. Wat een gaaf beeld en wat een muziek daarbij! Het is voor mij het ontroerende hoogtepunt van de avond.
Mooi is ook de scene waarin Eurydice met haar goede zielen in de zoete hemel wordt getoond. Ze is haast verstoord als Orpheus zich meldt. En hij wil haar nog niet eens aankijken ook! Ze zingt krachtig en helder. Haar ziel rukt zich los uit haar zandgraf. Een luguber dood lichaam blijft voor het geschrokken publiek achter. Orpheus is haar nu toch zeker wel definitief kwijt.
Maar dan grijpt Amor in. Ze vindt dat de twee geliefden recht op elkaar houden. Het is de geforceerde ‘deus ex machina’, de wens-tot-happy-end, in de versie van Gluck. Maar de regisseur had daar kennelijk geen vrede mee. Hij eindigt demonstratief met twee graven op het podium. De geliefden worden dus wél verenigd, maar dan pas in de dood.
En dan is het ook zomaar over. Het publiek blijft even perplex. Stilte. Een aarzelend applaus, toch stevig en gemeend. Voer voor napraten: mooie zang, weer zo’n effectief minimalistisch decor, goed spel. Dit is een waardig vervolg op de Parelvissers!