Weer
Als al het grijs van de lucht
zich vastzuigt aan mijn hoofd
en de slurf van tranen
vlees en botten diepe sporen
trekt door de streek rond mijn hart,
de borst nu eens wijd,
dan weer zo geknepen dat
het je de adem neemt;
wil je dan met me schuilen
en wachten tot het weer over is?