Er was een tijd dat het omkijken
een wijze was om te gaan met komen.
Een leven uit de zaken al vergaan
uit alles wat gebeurd is en gedaan.
Dat je met de rug naar morgen stond,
de armen ver gestrekt naar het toen,
de vreugde en ‘t verdriet, naar
alle liefde die zo werd gelaten, daar.
Er is een tijd dat ook omkijken
is verworden tot de lentebries
die nog één keer krachtig zaden draagt
de zwoele zomer warmer schraagt.
Dan zal er tijd zijn dat omkijken
alleen nog engelen doet zuchten,
hun laatste blik op wat geschreven
wat daar schamel van is gebleven.