Onheil
De dag staat stil
als zon, de schaduw
en haar uren zijn bevroren,
ijs dat piepend
schichtte door het glas.
Na de tik is er niets,
de dag is nacht en
alle waarde damp,
zin ontsnapt uit werk,
school, lust of lied.
Rest suizen, de
oorverdovende stilte,
het ruwe gewicht
van de paardendeken
die op schouders drukt.
We bukken in een cocon
waarin akelig waar
de zwarte werkelijkheid
is zoals ze werkelijk is.
Gelukkig weet niet ieder
van hier. Laat ons gaan.