September
Zij is niet van lange duur,
maand waarin de droefenis
als drukgolf aanrolt op de muur
waarin mijn hoofd gegoten is.
Onheil legt een dek van stilte,
zon snijdt laag de velden aan,
nachten brengen al een kilte,
zie de eerste ganzen gaan.
Het valfruit is te gauw verrot,
bijen nog maar net gehoord,
beleef aan vruchtvlees geen genot,
het zaad brengt nu geen leven voort.
Ontdaan van weelde, grijs en sober
kruipt het leven naar oktober.